Nog een kort verhaaltje, wij hopen dat het u kan bekoren.
Moeder viel flauw in de keuken,vader kon haar nog net opvangen.
Samen liepen ze van school, ze hielden elkaars hand vast want de landweg was verlaten. Op wat koeien in een wei na. Die zouden toch niets vertellen. Niets zouden de dwaas starende koeien vertellen over de twee, hand in hand . De beesten zouden het niet eens willen vertellen, want dan zou het gelukkige paar niet meer, hand in hand, langs hun weide lopen. Als koeien zich überhaupt interesseerden voor dingen groter dan het melken en grazen, vast wel, dan toch zeker voor zo iets beeldschoons. Zij was Linde en hij heette Will. Niet dat ze hem ooit zo noemde, nee. Altijd noemde ze hem Wilg. Zij vond het dolkomisch, Linde en Wilg! Hij vond het onnozel, maar toch oh zo lief, Linde en Wilg! Linde stopte plots, zonder enige aanleiding. In stilte keek hij haar vragend aan. Zijn hand werd losgelaten. “’t Voelt alsof je de veiligheidslijn doorsnijdt terwijl ik over het koord loop.” Zo had hij haar ooit verteld. “Je hebt hoogtevrees, wat loop jij in godsnaam op een koord te doen?” was haar antwoord toen geweest. “Ik volgde jou.” “Ik heb ook hoogtevrees!” “zullen wij elkaar dan maar op de begane grond volgen?” “Nee! Dat is bijlange na niet zo spannend!” Zo was het toen gegaan. Nu wenkte zij hem. Glimlachend kwam hij dichter. Haast als een hongerig roofdier drukte zij zich tegen hem aan. Wel niet hongerig of te lustig,maar gewoon als uiting van hetgeen haar hart van overliep; liefde voor hem. Haar lippen zochten de zijne, heur handen woelden door zijn donkerblonde haar. Hij sloeg zijn armen om haar heen en zij veranderde van hongerig roofdier in een snorrend katje. Zo bleven ze minutenlang staan. Uit beleefdheid wendden de koeien zich af van de liefdevolle omhelzing waar ze niemand ooit over zouden vertellen. De koeien zouden er eeuwig en drie dagen over zwijgen, want zo had Linde het hen eens loeiend doen beloven. Dit is dus het bewijs dat die beesten wel degelijk de magnitude van dit alles berepen. Hij trok zich terug uit de kus en ontsnapte uit de bijhorende omhelzing, doch ze volgde hem op de voet, opnieuw haar lippen tegen de zijne vlijend. Een halfhartig protest van hem werd door haar lippen gesmoord en hij besloot om er nog wat langer van te genieten. Voor de derde maal stapte hij achteruit, een finger op haar warme lippen leggend, opdat ze hem niet weer zou kussen en hij niet opnieuw zou besluiten nog even te genieten. Ondertussen waren ze al een flinke meter opgeschoven. Het puntje van haar tong likte plagen over zijn wijsvinger. De stilte werd door zijn lach gebroken. Zij grijnsde naar hem. De stilte, al verbroken, hield het voor bekeken en hij zei. “Je moet naar huis.” “Jij niet dan?” “Oh juist, ja!” “Warhoofd.” “Heethoofd” “Blondine.” “Lichte brunette.” Grappend en grollend liepen ze verder over de verlaten landweg tussen weides. Elkaars handen lieten ze los toen ze in de buurt van het dorp kwamen. Het zanderige pad fietspad waar ze zoeven over liepen ruilde zich in voor het lichtgrijs steen van het voetpad. Het zag er nog schoon en vrolijk uit in het zonlicht. Langs het dorpsplein, rechtdoor een zijstaat in, zo gingen ze. Wijl de drang om elkaars hand vast te pakken onderdrukt werd gingen ze door. Op een gegeven moment stak zij over naar de rechterkant van de straat. Op praktisch het zelfde moment ging hij naar rechts, de straat over. Zij opende de deur van het einde-van-de-rij-rijhuis en ging binnen, de deur sloot zij niet. Door de nog open zijnde deur van het einde-van-de-rij-rijhuis ging ook hij binnen, diezelfde deur sloot hij achter zich. “Dag kinders!” “Dag kinders!” Zo klonk het tweemaal. Tweemaal werd er gerepliceerd. “Dag vader, dag moeder.” “Dag moeder, dag vader.” “Jullie zijn later dan anders,” werd er door moeder vanuit de keuken geconstateerd. “Er is toch niets gebeurd?” Ogenblikkelijk volgden twee snelle excuses, goed gevonden, doch spijtig genoeg tezamen uitgelogen. “Nee, te lang – tas vergeten – getreuzeld – in het – aan de schoolpoort – lokaal…” “Euh… Een tegelijk?” zei de keuken. Uit het zicht van moeder in de keuken boog Wilg voor Linde met een grijns en liet haar als eerste gaan. Ze grijnsde en maakte een reverence naar hem. “Warhoofd hier was zij tas vergeten in het lokaal, op de bovenste verdieping.” “En mevrouw hier bleef maar praten en praten aan de schoolpoort.” Hij grijnsde naar haar en zij stak haar tong uit naar hem. “Ach zo, wel over een half uurtje is het eten klaar.” Wilg tuitte zijn lippen naar haar en knipoogde nog speels. Linde tikte echter met haar wijsvinger tegen haar slapen bij zijn onuitgesproken voorstel, doch ze glimlachte. “Jongens?” klonk het vanuit de keuken toen het stil bleef, want gebaren en stille voorstellen worden niet gehoord. “Ja moeder.” Klonk het in koor. Ongemerkt doorkruisten ze de living waar vader zich zat te actualiseren met de krant van vorig weekend. Trap op en kamers binnen, de aandacht volledig gericht op het schoolwerk tot de ‘Eten!’ Tezelfdertijd kwamen ze buiten en keken elkaar voor Wilg Linde liet voorgaan naar beneden. Ze schoven aan tafel. (wat ze eten kan ik me niet meer herinneren maar wat boeit het ook) Linde en Wilg praatten na over hun taken voor school en school in het algemeen en vader en moeder bespraken de actualiteit.(van vorig weekend) “Zeg Will, ” begon vader. “Ch!” klonk het scherp van Linde, de lieverd had er een gewoonte van te maken wanneer haar vader Wilg bij zijn correcte en voor haar onoriginele naam noemde. Niet dat ze resultaat boekte, buiten de versnelde vergrijzing van de arme man misschien. “Vanavond is er voetbal op de buis, zin om te kijken?” ging vader gewoon verder. “Ik heb niet echt zo’n zin vrees ik en m’n werk tegen morgen is nog niet echt af.” antwoordde Wilg, zoals altijd geamuseerd door het grapje van Linde. “Dat is spijtig Will.” “Ch!” “Verdomme Linde! Je broer heet toch niet Wilg!” brieste vader, niet voor het eerst. Linde was het wel gewoon en plaagde hem liever nog wat door zich demonstratief naar Wilg te keren en met klemtoon te zeggen. “Zég Wilg.” “Ja Linde?” Ze schatereden het alle twee uit. “Kleine kinders… Wordt dat binnen een week achttien?” verzuchtte moeder. Vader stemde grommend in en bewerkte nijdig zijn rundsteak met zijn tanden. (Blijkbaar weet ik toch nog wat ze aten, maar boeit het?) Grinnikend aten de ‘kleine kinders’ verder en gingen daarna weer naar boven, vader voor de beeldbuis achterlatend met moeder ernaast. Ze gingen elk naar hun kamers, doch na een uur, het kan iets minder geweest zijn en dat was het waarschijnlijk ook, kwam Linde uit haar kamer. Ze liep zacht naar de deur die toegang verleende tot Wilgs kamer. Ze klopte een keer uit beleefdheid, doch ze was zijn kamer al binnen en had de deur al gesploten voor hij ‘Binnen.’ Kon denken, laat staan zeggen. “Binnen- ach waarom zeg ik het ook…” hij grijnsde wel breed naar haar, van de gelegenheid gebruik makend om zijn stijve nek eens te strekken. Hij had veel te lang gebogen over dat takenblad gezeten. “Klaar Wilg?” vroeg ze. “Bijna, ik enkel nog m’n kop nog te breken over die laatste vraag.” Een zelfvoldane glimlach brak door Linde’s gezicht en ze nam de balpen uit zijn hand. Vlug schreef ze wat neer op het blad. “Oh echt grandioos, geen mens die ziet dat jij dat schreef.” Liet hij zijn stem druipen van de ironie, terwijl hij fronste naar Lindes totaal verschillende geschrift, wat een hanepoten… “Ach wat maakt het ook uit?” haalde ze haar schouders op. “Het is het principe dat telt.” Zonder verdere uitleg greep hij haar rond heur middel. Ze werd op zijn schootgetrokken en schaterde toen hij haar begon te kittelen. ‘Hehe! S-stop! Wilg! Je weet dat ik er niet tegen kan!” “Daarom doe ik het ook.” Repliceerde hij met zo zoet mogelijke stem, de kittelende beul. “Gemeen!” “Verliefd.” “Ik ook van jou, Wilg.” Hij stopte en zij draaide zich om op zijn schoot. Enkele momenten lang keken ze elkaar diep in de ogen. Lindes ogen flitsten naar de deur. “Als er voetbal op staat komt hij niet naar boven.” Beantwoorde Wilg haar onuitgesproken vraag. “En moeder?” “Die horen we wel.” Niet echt gemotiveerd om een argument te bedenken, glimlachte ze naar hem. “Alsjeblieft.” Smeekte hij haar. “Alsof ik ooit kan weigeren.” Nu glimlachten ze beiden en Linde boog naar Wilg toe, of omgekeerd, of zij beiden naar elkaar. Geluid onder aan de trap. Linde veerde recht. Wilg ging langzaam overeind zitten in zijn bureaustoel. “Ik voel me moe…” begon hij. Linde giechelde. “Van wat kussen?” Ze ondernam vlug een poging om zijn haar wat te fatsoeneren, zodat het wat minder leek alsof ze er met haar handen door had gewoeld tijdens een partijtje kussen. “Van jouw gezellige warmte.” Hoorde ze hem fluisteren. “Oh wat lief.” Was moeder dan niet binnengekomen, zonder kloppen en met een mand wasgoed, was Wilg waarschijnlijk weer geknuffeld. “Waarom hebben jullie ook een eigen kamer?” ze zuchtte, ze zuchtte redelijk veel, maar enfin. “Hup Wilg naar je kamer.” Logischerwijs barstten de twee uit in luid gelach. Nadat ze eenmaal haar verstrooidheid had opgemerkt lachte moeder ook even mee. Linde verdween naar haar kamer. Het einde-van-de-rij-rijhuis maakte zich klaar voor de nacht. Eerst verdwenen de lichten uit de woonkamer en keuken, dan enkele boven en uiteindelijk ook de zwakke gloed van de leeslampjes in de slaapkamer van vader en moeder. In zijn kamer staarde Wilg nietsziend in het duister, naar waar hij wist dat het plafond zich moest bevinden. Een zwak gekraak van de klanken op de overloop vertelde hem genoeg en hij rolde op zijn zij. Zijn gezicht keek naar de spleet licht die ter plaatse van het deurgat was verschenen, hij sloeg de lakens opzij. Stiller dan een muis sloop Linde zijn kamer binnen, deed even geruisloos de deur achter haar dicht en kroop toen in zijn bed. Gemakkelijk nestelde ze zich met haar rug tegen hem aan. Liefdevol dekte hij haar toe en sloeg een arm om haar heen onder de deken. “Slaapwel Linde, m’n lief.” Fluisterde hij. “Liever?” “Liefste.” hun gefluister stierf langzaam weg en ze verzonken in een diepe slaap, met een geborgen gevoel om zo dicht bij elkaar te zijn. Linde werd half wakker, ze voelde dat ze bewoog. “Wilg?” mompelde ze. “vijf uur, ik leg je weer in je bed, rust nog maar wat.” Fluisterde hij. Ze bleef graag liggen in zijn armen en voelde hoe hij haar in bed legde. Hoe hij haar teder toedekte. Ze hoorde hem niet de deur sluiten, maar nog vaag was ze zich bewust van zijn lippen die de haren beroerden voor ze weer insliep. Aldus vergingen de dagen van de eenzame landweg in het zicht van de koeien. Van enkele stiekeme momenten en de onschuldige nachten in elkaars armen. Ondanks hun warme, tedere en eerlijke liefde waren ze beiden droef. Omdat het niet kon, niet behoorde te zijn. Omdat ze niet van elkaar mochten houden, toch niet zo. Maar zoals Linde zei na hun eerste kus: “Ik kan het niet, niet van je houden.” Toen ze een jaar samen waren was Wilg in tranen uitgebarsten omwille van de hopeloosheid van het alles. Het waren bittere tranen en nadat Linde het excuus had verzonnen dat zijn lief het had uitgemaakt en ze hem ging troosten had ze met hem meegehuild. En nooit, nimmer, noemden ze elkaar broer of zus. Net als iemand die een dierbare overledene niet ‘dood’ wil noemen. Ze waren nu achttien, nog steeds jong. Leuk! Uit voorzorg voor een ‘Gefeliciteerd!’ hadden Linde en Wilg apart geslapen. Maar aangezien er geen ‘Gefeliciteerd!’ kwam konden ze rustig wakker worden en elkaar op de overloop nog een verboden en onstuimige verjaardagskus geven. De ‘Gefeliciteerd!’ vond beneden plaats, in de woonkamer, met een grote taart. Ze kwamen samen de trap af en moesten moeite doen om geen handen vast te houden. Vanavond pas kwam de familie langs, maar hun kaartjes waren al gearriveerd zo bleek. Het hele gezin lachte en was zo blij want: “O ze worden zo snel groot!” “Moeder doe niet zo dramatisch.” En vader schraapte zijn keel, niet dramatisch, maar serieus genoeg om Linde te doen stoppen met het toeteren met feesttoeters naar Wilg. Moeder ging naast haar echtgenoot staan en keek nu al even serieus. “Will omdat we vinden dat je het verdient te weten en dit waarschijnlijk het beste moment is om het je te zeggen, “ Hij sprak plechtig genoeg om Linde te laten vergeten haar “ch!” te doen toen hij Wilg aansprak. Instinctief ging ze dichter bij Wilg zitten en keek met evenveel nieuwsgierigheid naar haar vader als Wilg deed. Opnieuw schraapte vader zijn keel. “Jongen, hoewel we je zeker zo zien en daar nooit iets verandering in zal kunnen brengen ben je…niet echt onze zoon.” Vader stopte even om zijn woorden te laten doordringen, maar zei toch nog eens voor de zekerheid. “Je bent geadopteerd.” Stilte “E-echt?” hakkelde Wilg, verstijfd door deze plotse openbaring. Naast hem zat Linde en ze trilde haast. Ze bekeek hem met grote ogen alsof hij een geest was. “Jij, jij bent mijn broer niet.” nu trilde ze wel. “Ach kom, Linde! Het is niet omdat hij niet is geboren als je broer dat-” begon moeder, doch ze stopte abrubt toen iets gebeurde wat ze in al haar mogelijke scenario’s bij het medelen van dit nieuws, niet had kunnen bedenken. (ze had er wel een paar.) Linde besprong, letterlijk, Wilg. Haar armen om zijn nek en haar benen op de zijne, als kers op de taart hun lippen tegen elkaar. Een kus zoeter dan ooit tevoren. Ze was dolgelukkig, hij ook trouwens. Moeder viel flauw in de keuken,vader kon haar nog net opvangen.
_________________ Als de slang uit de appelboom geef ik jullie verleiding, syssend in jullie oren, de appel aanbiedend...
|