Spoedcursus Aangeboren Taalinstinct
Taal is aangeboren. Dit is een stelling die sinds medio 20e eeuw sterke opgang gemaakt heeft binnen de taalkunde en cognitieve wetenschappen. Hoewel het enigszins in kan druizen tegen het algemene gezonde verstand en tegen andere leerstellingen, zijn er voldoende ondersteuningen om deze claim vol te houden tot op de dag van vandaag.
Tot ver in de jaren ’50 was de behaviouristische school zeer invloedrijk. Deze psychologische stroming ging ervan uit dat mensen in beginsel alles aangeleerd krijgen en dus door middel van hun omgeving alles onder de knie krijgen of kunnen krijgen. B.F. Skinner, een grote man in deze, stelde dan ook dat wanneer men hem een kind gaf, hij hier alles van kon maken. Als het op de taal aankwam, moest het dan ook zo zijn dat kinderen in eerste instantie niets anders doen dan hun ouders napraten. Ze papegaaien de taal die hun moeder en vader tegen hen spreken, een vaak versimpelde vorm die overigens Motherese genoemd wordt.
In 1959 werd deze stelling echter met een fileermes in stukjes gesneden. De vermaarde taalkundige Noam Chomsky bracht, kort samengevat, namelijk als tegenargument de ‘poverty of the stimulus’. Dit houdt in dat het aangeboden materiaal, de stimulus, het kind nooit álles aanbied wat mogelijk is in een taal. Sterker nog, een kind zal in zijn jongste jaren woorden bedenken, en later zinnen gaan bouwen die het nog nooit eerder gehoord heeft. Dit is wat daadwerkelijk gebeurt, en de zinsleer (syntaxis) maakt ons dan ook duidelijk dat het aantal mogelijke zinnen potentieel oneindig is. Chomsky ging verder, en verschoof het accent van omgeving (extern) naar het hoofd van de taalgebruiker (intern). Hij stelde namelijk dat taal niet aangeleerd maar aangebóren wordt. Hiermee wordt het belang van een talig milieu uiteraard niet geheel van de tafel geveegd, want een kind zonder sprekende mensen in zijn omgeving zal geen taal leren.
Wat voor argumenten bewijzen zijn er dan voor dit aangeboren taalinstinct? Nu, een oppervlakkige beschouwing van alle talen in de wereld geeft sterk de indruk dat talen onderling zeer verschillen. Het Frans en Japans schijnen totaal onvergelijkbaar. Echter, Chomsky en andere taalkundigen constateerden dat talen in de basis juist ontzettend véél op elkaar leken. Hoe triviaal het ook mag schijnen, maar alle talen ter wereld blijken met dezelfde bouwstenen te werken. Al die bouwstenen vormen wat Chomsky noemt de Universal Grammar (Universele Grammatica; UG), en het is dít wat alle mensen aangeboren hebben. De UG bestaat uit principals. Dit zijn bijvoorbeeld de feiten dat alle talen zowel zelfstandige naamwoorden, voornaamwoorden en werkwoorden onderscheiden, klinkers hebben, medeklinkers hebben, aspecten kennen zoals tijd en kwantiteit, altijd woorden hebben voor 'zwart' en 'wit' wanneer er ook woorden zijn voor 'rood' en 'geel', enzovoort. Hoe die fundamentele neigingen vorm krijgen, is dan taalgebonden. Dit zijn de parameters.
Aanvankelijk lijken er alleen maar indirecte argumenten te zijn. In de loop van de 20e eeuw hebben taalkundigen echter de gelegenheid gehad enkele interessante ontwikkelingen binnen spraakgemeenschappen te kunnen volgen die het idee van UG ondersteunen. In het Caribisch gebied zijn door de slavenhandel e.d. veel creooltalen ontstaan. Een creooltaal is een mengtaal, maar iedere mengtaal begint als een heel primitief samenraapsel van losse woorden, zonder echte grammatica. Zoiets wordt een pidgin genoemd. Wanneer een pidgin is ontstaan, wordt die geleerd aan een nieuwe generatie, en het blijkt dat die generatie vanzelf automatisch de taal efficiënter en genuanceerder gaan gebruiken, en in de loop der tijd ontstaat vanzelf een grammatica. De jongste generatie sprekers heeft een echte taal tot leven gewekt, zonder hulp van buitenaf. Een andere illustratie is die der Nicaraguaanse doven, waar zich eenzelfde soort ontwikkling voltrok: van losse gebaren bij enkelen tot een full-scale gegrammaticaliseerde gebarentaal twee generaties later.
_________________ 'The real act of discovery consists not in finding new lands but in seeing with new eyes.' - Marcel Proust
|