In het stille bed.
Haar woelige weelderige bos krullen kriebelt me uit mijn slaap. Haar gelaat, melkwit en bezaait met de vrolijke toon van zomersproeten kijkt mij aan op een wijze die de loomheid zelve is, wat thans niet geheel onbegrijpelijk is de afgelopen nacht was immers vergelijkbaar met een marathon.
Met een nauwelijks zichtbaar knikje geef ik haar te kennen dat ze tegen mij aan mag kruipen. Om nog even in mijn armen te kunnen schuilen, zonder aarzelen nestelt ze zich tegen mijn gebronsde lichaam aan en na enkele ogenblikken verzacht haar ademhaling totdat het niet meer is dan het ritmische zuchten van een diepe slaap.
De zon met haar vingers van warmte en haar vol gouden gloed besloot een kort bezoek te brengen aan ons bed, zwijgend glijd ze over ons heen, ik aanschouw het fascinerende spel van schaduw en licht. Zo onlosmakelijk verbonden maar tegelijkertijd mijlen bij elkaar vandaan. Een onmogelijk te overbruggen afstand. Ik voelde een weemoedige sympathie.
Hoe zou dat zijn? Vraag ik mijzelf in stilte af. Elkaar zien zonder bereikbaar zijn. Het dilemma spint zijn web en nestelt zich diep in mijn onderbewustzijn. Haar amberkleurige haar gloeit op bij het vertrekken van de zon met haar strelingen, haar gelaat nu grauw vertoont de lijntjes en rimpeltjes die mij over haar leven vertellen. De eindeloze middagen die we samen doorbrachten, de uren in de veilige wereld in elkanders armen. Ze vertellen me over de tijd waarin geluk ons erfdeel was. Geluk was ons gemeen goed. Rechts van mij ligt haar naai setje waarmee ze onze initialen borduurde op de servetten van haar grootmoeder. Voorzichtig reik ik naar achter om het kleine schaartje te pakken dat zij altijd gebruikte tijdens haar gefrunnik ik bestudeer het schaartje met zijn scharlaken greep, zorgvuldig selecteer ik één van haar amberkleurige krullen en knip die in een soepele beweging af, haar ademhaling stokt een eenzaam moment maar vervolgt zijn monotone ritme gelijk. Buiten zingt een lijster een duet met een veel hoger vliegende leeuwerik. De eindeloos blauwe lucht werpt een verwerpelijke schaduw op de dag. Een schaduw van licht op mijn sombere geest. Een tijdsduur die voor mij onnoemelijk kort is verstrijkt, wederom opent mijn schone haar ogen van smaragd. De flauwe glimlach die met haar mondhoeken speelt lijkt mij toe te schreeuwen dat het tijd is om verder te gaan. Langzaam met die wetende glimlach slaat ze de lakens terug die onze naakte lichamen had verwarmd, na een laatste blik die onze hele levens overspant begint zij aan haar pols te morrelen, de minuten verstrijken, haar amber immers in mijn hand.
Haar kaak verstrakt onder de aanzwellende pijn maar weet niet haar hartstochtelijke kussen te koelen, ze brand als een feniks in al haar pracht. Ze plaatst haar handen strelend op mijn borst ik trek haar lichaam tegen mij aan in een poging onze lichamen tot één te laten smelten, de wanhopige poging haar vast te houden. Ze sluit haar ogen en luister naar mijn sterk kloppende hart, het leven dat zo vol was van passie ontglipt haar. Een zilte traan werpt een zilver pad van oog naar hals, haar hartslag kalm maar zwak, op haar laatste adem geeft ze mijn naam vleugels. Teder fluister ik haar toe: “ik ga nooit bij je weg”. Haar laatste en mijn eerste traan verenigen en vormen een laatste druppel op het laken dat ons leven was.
Tim.
_________________ Wees jezelf, want dat is al moeilijk genoeg.
Laatst gewijzigd door Nevyn op 02-06-2008, 01:07:42, 1 keer totaal gewijzigd.
|